Page 34 - Museumgids_NL
P. 34
Bakhuis In het bakhuis werd twee á drie keer per maand – al naar behoefte – brood gebakken. Bakken was zwaar vrouwenwerk. Op de bakdag moest het voorbereiden van het deeg en het opstoken van de oven heel goed op elkaar afgestemd worden. De bakoven werd rechtstreeks met hout gevuld en opgestookt. Nadat dit hout was opgebrand werden de verkoolde houtresten met een “Ofenkrukn”, een krabber met lange steel, in een grote pan (doofpot) ge- schraapt. Vervolgens werd de oven met een veger van rijshout aan een lange steel uitgeveegd en tenslotte met een “nassen Hutten”, een natte jutezak gereinigd. Door de trekgaten werd de temperatuur geregeld. Het ver vooroverste- kende dak voorkwam dat de vonken wegwaaiden. Voor het meten van de temperatuur werd een stuk papier gebruikt – het papier mocht niet ontvlammen, alleen bruin worden en opkrullen. Daarna werd met een lange broodplank het ongebakken brood erin geschoven. Na een baktijd van ongeveer twee uur werden de goudbru- ine broden met de broodplank uit de oven gehaald en in de “Speis”, de voorraadkamer, in los van elkaar liggende rijen opgeslagen. Een bakoven behoorde tot de basisuitrusting van een boerderij – wel zijn er talloze bouwvariaties. Brood was immers altijd een van de belan- grijkste peilers van de voeding. Een verknoeide lading deeg was daarom ook een catastrofe. De bakprocedure: Op de avond voor de bakdag werd de baktrog vanuit de voorraad-kamer in de keuken gebracht om op temperatuur te komen. De volgende ochtend werd het meel erin geschud en werd er veel water en een klein beetje “Dampfl” 32
   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39